Libelle
Janneke & het hospice: “Ik liet de tranen niet toe. Ze hebben zich opgehoopt onder mijn ogen”
9 JUNI 2022
Mevrouw P. is pas 25 jaar en ligt al even in het hospice met ALS. Een boek waarin een vrouw ook ernstig ziek is, houdt haar moeder sterk.
De definitie van geluk
Soms komen de tranen al bij de opening van de dag. Zomaar uit het niets. Je wil ze definiëren, een naam geven, zodat je ze kunt plaatsen. Waar komen ze vandaan? Zijn het antieke tranen, van onverwerkte, oude pijn of jonge tranen, geboren uit vers verdriet? Als je ze kunt benoemen, kun je ze oplossen, denk je. Want dat is wat we willen: dat ze verdwijnen, zoals we altijd alles willen oplossen: pijn, rimpels, scheurtjes, vlekjes. Er moet worden gerend, gesport, gewerkt, geleefd. De definitie van geluk. Alles moet gladjes verlopen. Voor voelen hebben we geen tijd.
Tranen die nooit zijn gelaten
“Wil jij appelsap brengen naar de kamer van mevrouw P.?” Vraagt collega H.. Meisje P., want nog maar 25, zeg ik in mezelf.
Ik pak een nieuw pak uit de koelkast en plak een stickertje ‘vr open’ op de dop, zodat anderen kunnen zien wanneer het is geopend en tot wanneer het dus gebruikt kan worden. De koelkast staat vol pakken sap, oploslimonade, verschillende soorten melk met verschillende soort stickertjes, met verschillende soorten kleurtjes voor de dagen.
De moeder van het meisje zit te werken aan het bureau/eettafel in de kamer als ik binnenkom. Ze is zichtbaar moe, lijkt mijn gedachten te raden: “Je denkt dat ik moe ben, maar het zijn tranen. Ik heb zoveel tranen nooit gelaten. Omdat ik er de tijd niet voor nam, de tranen de tijd niet waard vond. Zelfs de tranen van geluk. Die heb ik ook. Soms gaan ze gelijk op; de tranen van verdriet en van dankbaarheid. Maar ik liet ze niet toe. Ze hebben zich opgehoopt onder mijn ogen.” Ze probeert ze glad te strijken, trekt met haar vingers de huid naar haar slapen – een glimp van haar verdrietloze evenbeeld – laat weer los en drinkt gulzig van het appelsap dat ik voor haar heb neergezet.
Doen waarnaar je verlangt
Als het glas leeg is, reikt ze me een boekje aan, getiteld De zin van de dood. “Het biedt me steun. De verhalen helpen me mijn gedachten te ordenen”, zegt ze. Ik ga bij haar zitten en begin te lezen. De schrijfster, Trodessa Barton, verliest op jonge leeftijd haar moeder en wordt vervolgens zelf ook tot twee keer toe zeer ernstig ziek. Maar in plaats van weg te zakken in moedeloosheid, besluit ze hand in hand met de dood en het leven op avontuur te gaan en spreekt ze met tientallen mensen die weten dat ze niet lang meer te leven hebben:
Met het besef van mijn eigen sterfelijkheid kreeg ik niet alleen fascinatie voor het leven, maar ook voor de dood. (…) Met een gezond lichaam naar je eigen dood kijken, verandert het leven in een speeltuin. In een plek waar alleen maar mogelijkheden zijn, in plaats van onmogelijkheden, waar dromen werkelijkheid kunnen worden. Waar niet altijd alles even geweldig is, maar wel vrij. Wacht niet tot je sterfbed om te voelen dat je spijt hebt van de dingen die je hebt gedaan of juist niet hebt gedaan. Zorg ervoor dat je in het leven doet waar je diep van binnen zo naar verlangt.
Als een vlinder in een cocon
De moeder is ondertussen opgestaan. Ze heeft een bakje met water gepakt waar damp vanaf komt, knijpt er een handdoekje bovenuit en wast het gezicht van haar dochter. Ze lacht naar haar, vraagt “is het lekker warm zo?” Haar dochter maakt geforceerde, draaiende bewegingen met haar hoofd, ontspant dan en sluit haar ogen, opent ze weer. Alsof ze knipoogt naar haar moeder. In kattentaal is dit een teken van vertrouwen. Met het langzaam sluiten en openen van hun ogen geven de dieren aan dat ze op hun gemak zijn.
ALS legt het lichaam volledig lam vanaf de nek, maar de geestelijke en zintuiglijke vermogens blijven intact. Achter de ogen van dit meisje gaat een heel leven schuil, voor altijd gevangen in een lichaam dat niet meer van haar is. Een vlinder voor eeuwig in haar cocon. Ik blader door het boekje en zie foto’s van sprankelende mensen, lees delen van gesprekken die de schrijfster zo intiem en integer heeft genoteerd dat het lijkt alsof ik bij haar en de geïnterviewden aan tafel zit. Ik kom bij Renate aan, midden in het boek. Ze zegt: “Zolang de tijd bestaat, verandert er iets in en om ons heen. Het oude loslaten, hoe pijnlijk dat soms ook is, geeft je de mogelijkheid om iets nieuws te ontdekken, te beleven. Een rups kan nooit een vlinder worden als hij geen vertrouwen heeft in zichzelf en in de wereld om zich heen. Een rups zal zijn cocon en zijn rupsenlichaam moeten loslaten om uiteindelijk een vlinder te kunnen worden.”
Zou het meisje, diep binnenin het weefsel dat haar bijeenhoudt, zich nog bewust zijn van haar tijdelijkheid? Zou ze zich bewust zijn van haar transformatie?
Alles is zoals het moet zijn
Ik loop terug naar de woonkamer, haal mijn naambordje los en pak mijn jas en tas in de keuken. Buiten schijnt de zon uitbundig, schaamteloos alsof er zich geen ramp voltrekt in een hospice op vijf hoog in de stad. Terrassen zitten vol en het lijkt alsof iedereen lacht. Ben ik de enige die het ongemak voelt van de kwetsbaarheid van dit alles? Ik kijk naar boven, naar de vlekkeloze hemel. Ergens anders regent het nu. Ergens anders loopt nu een meisje in de regen. Ergens anders worstelt een vlinder zich uit een cocon.
Misschien is dit wel de definitie van geluk: geen definitie meer willen/hoeven/moeten formuleren. Want zodra je denkt dat je de woorden hebt gevonden, is het gevoel dat je wilde vangen alweer van koers veranderd. Dooft het een, dan ontwaakt het ander. En voel je gewoon precies wat je op dat moment moet voelen.
